Ingezonden verslag van OD in Keulen 2014 door Roland van Veen

Het kostte Jeroen van der Horst niet veel moeite me over te halen om mee te doen aan deze wedstrijd, maar ik begon er toch steeds meer tegenop te zien naarmate de zaterdag van de Cologne Olympic naderde. Ik zwom namelijk nog nooit een 1.500 meter en de Maarsseveense Plassen-groepjes zijn niet zo groot als het deelnemersveld dat om ons heen ligt te dobberen nu in de Reggattabahn te Köln.
In de verte drijft een witte boei die we moeten ronden. Onder water zien we talrijke witte voeten zenuwachtig trappelend het startsein afwachten, zo helder is het water. Als dat startsein geklonken heeft, weet ik meteen: oeps, verkeerde buitenkant gekozen: dit is de kortste weg naar de boei stomkop! Niks rustig in je ritme komen en je route kiezen… in plaats daarvan: hectiek en getrek en geduw. Veel tijd om daar verder over in te zitten heb ik niet, ik zie Jeroen vlot wat plekken naar voren opschuiven en meteen sluiten de rijen achter hem zich. Ik kom voorlopig niet meer in zijn buurt. Toch zwemmen we min of meer gelijk op, want achteraf vertelt ook hij over de zwemmer die doodgemoedereerd een stuk de rugslag zwom. Verder herinner ik me veel ‘zijn we er al’-gedachten. Na een minuut of 28 is het zover en loop ik de wisselzone in. Achter me hoor ik Jeroens fanclub ineens zijn naam schreeuwen. Die zit dus dichtbij!
Op de fiets komt Jeroen me al na een paar honderd meter voorbij, ik moedig hem aan terwijl ik natuurlijk aanhaak. Volgens mij fietsen we even snel, denk ik, en het lijkt me ook wel ‘gezellig’. We maken een kort praatje waarin duidelijk wordt dat we allebei opgelucht zijn dat het zwemmen er op zit. Een schel fluitje van een jurylid en een korte reprimande (of was het uitleg?) vertellen Jeroen dat hij wel dóór moet fietsen als ‘ie inhaalt. Dat doet hij dan ook gezwind en het lukt me om bij hem in de buurt te blijven. Zo wisselen we steeds af; dan hij weer een paar kilometer in mijn blikveld, en dan ik weer in het zijne. Onderweg niet vergeten te drinken en te ‘eten’ en voor ik het weet sta ik weer in de wisselzone. Tijdens de laatste fietsronde bleek dat finishen binnen de 2:30 mogelijk moet zijn, we liggen op schema. Ik ben heel benieuwd hoe het lopen zal gaan, heb weinig ervaring met 10 kilometers en al helemaal niet in een triathlon. Gaat Jeroen hier het verschil maken? Ga ik die 2:30 halen?
Oke, de sukkelpasjes die m’n benen maken zijn een teken dat ik gefietst heb, maar verder zijn er geen klachten te noteren. Jeroen loopt ook nog soepel en neemt na een kilometer of 3 het voortouw. Ik vraag me dan af of het goed zal blijven gaan, je hoort mensen wel eens spreken van ‘instorten’ en van benen die ‘niet meer willen’. Ter interne motivatie besluit ik dat het een goed teken is dat ik nog kán denken. Dat denken houdt op als Jeroen na kilometer 5 aanhaakt bij een loper die ons inhaalt. De man stampt en hijgt dat het een aard heeft, het zweet spat van z’n lichaam, maar hij gaat hárd. Ik moet wel mee vind ik, maar (is het dan nu zover?) m’n benen willen niet en ik heb het zwaar. En dat blijft zo tot kilometer 7 ongeveer. Het aanhaken is gelukt en hier begint mijn dipje weg te ebben, zou het komen doordat ik hier de finish al zien liggen en we ‘alleen’ nog maar een lusje hoeven te maken om er te geraken? Jeroen begint het nu dan wat zwaarder te krijgen, maar toch blijven we mooi bij elkaar. Gedrieën beginnen we aan de laatste kilometer, onze zwetende haas weet nog te versnellen, neemt afstand en Jeroen en ik lopen mooi samen binnen in respectievelijk 2:21:00,13 en 2:21:00,44. Wat een gave ervaring was dit!
KeulenODFinishRolandenJeroen
Rechts uw twee clubgenoten, om wie dit verhaaltje om redenen van beknoptheid draait.
Roland van Veen